Vak-P verliest kort geding om tussentijdse voorzieningen.

Met de voor ons negatief uitgevallen uitspraak van de voorzieningenrechter zal het home tot nader order gesloten blijven. Nu ons verzoek om op korte termijn weer open te mogen afgewezen is zullen we moeten afwachten hoe de reactie van de burgemeester op ons bezwaarschrift is. Dit zal zeker nog enige weken duren. Als Den Oudsten ons bezwaarschrift dan afwijst kunnen wij wederom de stap naar de bestuurrechter maken. Dit maal zal er dan dieper op bepaalde feiten in ons bezwaarschrift worden ingegaan in tegenstelling tot de marginale, oppervlakkige, toetsing die er nu is gedaan. Voordat het zover is zijn we maanden verder en tot die tijd zal het home gesloten blijven. Vak-P en al haar leden zullen alle zeilen moeten bijzetten om het tot die tijd uit te zingen en te overleven. Omdat wij geen enkele steun van wie dan ook hoeven te verwachten is het zaak om de ruggen te rechten en de rijen gesloten te houden en als ??n man achter Vak-P te gaan staan. WIJ TEGEN IEDEREEN! Hieronder de uitspraak zoals wij die vandaag hebben ontvangen van de bestuursrechter: 07/08 RECHTBANK ALMELO Sector bestuursrecht Registratienummer: 0/8 HOREC V V uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 3:84 Algemene wet bestuursrecht d.d, Q 7 AUG 2005 in het geschil tussen: Supportersvereniging Vak P Enschede gevestigd te Enschede, verzoekster, gemachtigde: mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, en de Burgemeester van de gemeente Enschede, verweerder. 1. Besluit waarop het verzoek betrekking heeft Besluit van de verweerder d.d. 22juni2006. 2. De feiten en het verloop van de procedure Bij brief van 15 mei 2006 heeft de districtschef van de politie Twente, district Zuid-Twente, verweerder geadviseerd de horeca-inrichting Supportershome Vak P, Colloseum 77-79 te Enschede (hierna: het supportershome) voor de periode van ??n jaar te sluiten in verband met handel in harddrugs. Bij brief van 8 juni 2006 heeft verweerder verzoekster meegedeeld dat h voornemens is op grond van het bepaalde in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet juncto artikel 7, eerste lid, sub a, van het Damoclesbeleid het supportershome te sluiten voor de duur van ??n jaar. Verzoekster heeft zowel mondeling (tijdens een tweetal gesprekken op 14 en 17 juni 2006) als schriftelijk hij fax van 21 juni 2006 op dit voornemen gereageerd. Bij besluit van 22juni 2006. verzonden per gelijke datum (het primaire alsmede het bestreden besluit), heeft verweerde het supportershome met onmiddellijke ingang voor de periode van ??n jaar gesloten in verband met de handel in harddrugs. Hiertegen heeft verzoekster bij brief van 11juli 2006 een bezwaarschrift ingediend. Bij verzoekschrift, gedateerd 20juli 2006, is aan d voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende het schorsen van het primaire besluit tot 6 weken nadat op het bezwaarschrift is beslist. Verweerder heeft de op het geding betrekkende hebbende stukken op 25juli 2006 naar de rechtbank gezonden. Openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 3 augustus 2006, alwaar verzoekster zich heeft laten vertegenwoordigen door haar voorzitter E. Seinen bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door HB.M. Bosman, ambtenaar in dienst van verweerders gemeente, J.J.M. Rooyers, adjudant districtschef, bijgestaan door mr Bekooi, advocaat te Enschede 3. Overwegingen Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene we bestuursrecht (Awb) kan indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, door de indiener van het bezwaarschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gewaagd. Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Voorzover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt uitgesproken dat tevens het onderwerp van de bezwarenprocedure raakt, heeft dit oordeel een voorlopig karakter. Gelet hierop dient in het onderhavige geding de vraag te worden beantwoord of onverwijlde spoed vereist dat het besluit van 22juli 2006, inhoudende het toepassen van bestuursdwang door middel van het sluiten van het supporterhome voor de periode van ??n jaar, wordt geschorst dan wel dat anderszins een voorlopige voorziening wordt getroffen. Hieromtrent wordt het volgende overwogen. Wettelijke kader Artikel 5:22 van de Awb bepaalt dat de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang slechts bestaat indien zij bij krachtens de wet is toegekend. Onder bestuursdwang wordt verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten (artikel 5:21 van de Awb) Artikel 1 3b eerste lid, van de ?Opiumwet bepaalt dat de burgemeester bevoegd ? tot toepassing van bestuursdwang indien in voor het publiek toeganke1ijke lokalen en daarbij behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Standpunten van partijen Verzoekster stelt dat verweerder onzorgvuldig en/of vooringenomen heeft gehandeld. Ten eerste gaat verweerder in het primaire besluit uit van andere feiten dan waarvan hij aanvankelijk uitging in zijn voornemen d.d. 8juni 2006, zonder evenwel het besluit daarop aan te passen, Tevens heeft verweerder in de voorfase telkenmale ten onrechte gesteld dat hij verplicht is tot handhavend optreden. Deze omissie heeft verweerder in het primaire besluit hersteld door te stellen dat hij een beginselplicht heeft. Voorts heeft verweerder de pers en het publiek in een eerder stadium ge?nformeerd dan verzoekster zelf. Verzoeker stelt vervolgens dat verweerder niet bevoegd is om tot sluiting van het supportershome over te gaan. Als reden hiervoor voert verzoekster ten eerste aan dat niet is komen vast te staan dat er daadwerkelijk wordt gedeald, nu dit slechts door ??n dan wel twee verklaringen wordt ondersteund. bovendien sprekende getuigen elkaar regelmatig tegen. Dat er drie lege coca?neverpakkingen zijn aangetroffen in het supportershome betekent eveneens nog niet dat er daadwerkelijk in het supportershome is gedeald. Als tweede reden voert verzoekster hiertoe aan dat niet wordt voldaan aan het vereiste dat het supporterhome voor publiek toegankelijk moet zijn. Immers, verzoekster heeft re?le grenzen opgeworpen zodat niet een ieder in beginsel ongehinderd toegang tot het supportershome heeft doordat men eerst lid moet worden en contributie moet betalen. Bovendien behorende gracht en de toiletruimten alwaar gedeald zou zijn niet tot de ruimte waar verzoekster zeggenschap over heeft maar heeft FC Twente zeggenschap over deze ruimten. Verzoekster doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat het dealen, voornamelijk plaatsvindt in ruimten die toebehoren aan FC Twente, zodat het in de rede zou liggen dat verweerder handhavend optreedt tegen FC Twente en niet tegen haar. Verweerder heeft ter openbare terechtzitting aan de hand van een ingebrachte pleitnota uitgebreid verweer gevoerd. Primair heeft hij gesteld dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft. Vervolgens heeft hij geconcludeerd dat hij bevoegd was om tot sluiting van het supportershome over te gaan en dat het zogenaamde Damoclesbeleid hem daartoe verplichtte. Overwegingen van de voorzieningenrechter Verweerder heeft gesteld dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft. Daarover kan de voorzieningenrechter kort zijn. Ter zitting, en ook al eerder, heeft verzoekster duidelijk gemaakt dat zij zo snel mogelijk het supportershome weer open wil hebben. Zij heeft aangekondigd alles in het werk te stellen, ook het voeren van andere procedures mocht dat nodig zijn, om dat doel te bereiken.Het belang van verzoekster is evident. Met het begin van de voetbalcompetitie in aantocht is dat belang spoedeisend. Verzoekster stelt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door het primaire besluit (deels) op andere feiten te baseren dan waarop het voornemen d.d. 8juni 2006 is gebaseerd. De voorzieningenrechter merkt op dat het vragen van een zienswijze ex artike1 4:8 van d Awb juist is ingegeven om eventuele fouten in een voornemen te traceren zodat ze in het primaire besluit kunnen worden hersteld. De rechtmatigheid en doelmatigheid van het primaire besluit (en niet van het voornemen dat besluit te nemen) worden vervolgens heroverwogen in de bezwaarfase. Naar aanleiding van de door verzoekster ingebrachte zienswijzen heeft verweerder het primaire besluit op onderdelen aangepast. Anders dan verzoekster stelt, heeft verweerder door zo te handelen aan de op hem rustende plicht tot het doen van zorgvuldig onderzoek ex artikel 3:2 van de Awb voldaan. Ten aanzien van de grief van verzoekster dat verweerder zich ten onrechte bevoegd heeft geacht tot het optreden met bestuursdwang overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Anders dan verzoekster blijkbaar veronderstelt dient de term ?voor het publiek toegankelijk ? ex artikel 13b, eerste lid v de Opiumwet niet zo beperkt uitgelegd te worden dat deze toch altijd en voor iedereen gewaarborgd moet zijn. Dat verzoekster enige beperkingen heeft opgeworpen door bijvoorbeeld een lidmaatschap verplicht te stellen alsmede dat het supportershome niet alle dagen geopend is, betekent dan ook niet dat niet wordt voldaan aan de eis dat het supportershome een voor het publiek toegankelijk lokaal moet zijn. Ter zitting is gebleken dat aan het lidmaatschap van verzoekster nauwelijks eisen worde gesteld zodat iedereen die d leeftijd van achtten jaar heeft bereikt er lid van kan worden, Weliswaar is alleen op vertoon van de ledenpas toegang mogelijk, maar et is oncontroleerbaar of van de ledenpas ook gebruik wordt gemaakt door niet leden. Derhalve heeft het supportershome te gelden als een voor het publiek toegankelijk lokaal in de zin van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Verzoekster heeft bovendien aangevoerd dat verweerder niet bevoegd was om het supporterhome te sluiten omdat onvoldoende door verweerder is aangetoond dat er overtredingen in de zin van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet in het home hebben plaatsgevonden. Dat standpunt van verzoekster kan de voorzieningenrechter niet volgen. In het dossier zit een proces van voorgeleiding, opgemaakt door een brigadier van politie Twente, district Zuid Daarin verklaart hij over het onderzoek naar het dealen en gebruiken van drugs, met name coca?ne, voor, tijdens en na de wedstrijden van FC Twente in het Arke-stadion. Uit de onderzoeksresultaten kan worden afgeleid dat tijdens de wedstrijden van FC Twente en de vrijdagavonden in het home door meerdere personen drugs worden gebruikt en gedeald, aldus de brigadier van politie. Tevens bevindt zich in het dossier een aantal processen-verbaal van verhoor van verdachten. Zo verklaart een verdachte dat het ook wel eens voorkwam dat de coca?ne alvast naar het supportershome werd gebracht voor de wedstrijden. Deze coca?ne werd dan tijdens de wedstrijden of net ervoor verhandeld in vak P. Een andere verdachte verklaart dat hij zowel in de toiletruimtes als in het supportershome coca?ne kocht, zowel tijdens de wedstrijden als op de vrijdagavonden. Weer een andere verdachte verklaart dat het best wel eens zal gebeuren dat er mensen in het supportershome zijn op vrijdagavond of tijdens de wedstrijden die er coca?ne gebruiken. Dat gebeurt overal, ook in caf?s in de binnenstad. Dat er in het supportershome wordt gedeald heb ik nog niet gezien,zo verklaart hij. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze verklaringen voldoende feitelijke grondslag bieden voor de bevoegdheid van verweerder om op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet op te kunnen treden. Overbodig in dit opzicht is het betoog van verweerder dat ook de damestoiletten en de gracht in de nabijheid van het supportershome tot het erf van het supportershome behoren in de zin van artikel 1 3h, eerste lid, van de Opiumwet. Op die plaatsten wordt ook gedeald en gebruikt, zo blijkt uit de processen-verbaal. Bovendien acht de voorzieningenrechter dat betoog onjuist. liet stadion met alles erop en eraan behoort toe aan FC Twente. Het supportershome is daarop een uitzondering. Alleen dat behoort toe aan verzoekster en daarover heeft zij zeggenschap. Wat dus gebeurt in voormelde gracht, de damestoiletten of in vak P dat boven het supportershome is gelegen, dient te worden toegerekend aan FC Twente. Gelet op het vorenstaande oordeelt de voorzieningenrechter dat verweerder zich terecht bevoegd heeft geacht om op grond van het bepaalde in artikel 1 3b, eerste lid, van de Opiumwet met bestuursdwang op te treden, Verzoekster heeft nog aangevoerd dat verweerder met twee maten meet: wel optreden tegen verzoekster en niet tegen FC Twente. Bovendien wijst zij er op dat het dealen voornamelijk plaatsvindt in de ruimten die toebehoren aan FC Twente: de damestoiletten, de gracht en vakP. Verweerder heeft daartegen ingebracht dat uit de processen-verbaal duidelijk blijkt dat het supportershome als uitvalsbasis is gebruikt en dat met de sluiting van het home de brandhaard wordt weggenomen. Er zijn gesprekken met FC Twente gaande om de resterende problemen in het stadion aan te pakken. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de hem ter beschikking staande stukken niet blijkt dat het supportershome als uitva1sbas wordt gebruikt of dat het een brandhaard is. Desalniettemin kan bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het sluitingsbevel van verweerder slechts een marginale rol spelen dat verweerder (nog) niet heeft besloten om ter zake van dezelfde problematiek, handel en gebruik van coca?ne in het Arke-stadion, nog andere maatregelen te treffen. Verweerder moet ergens beginnen om het probleem aan te pakken. Dat het begin is gelegen in het sluiten van het supportershome kan, mede gelet op de verklaringen in de processen-verbaal, niet in strijd worden geacht met enig beginsel van behoorlijk bestuur. Daarbij is van betekenis dat verweerders eigen beleid, het zogenaamde Damoclesbeleid, verweerder enige ruimte biedt om niet (direct) tot sluiting over te gaan. Immers bepaalt het eerste lid van artikel 7 van het Damoclesbeleid dat de burgemeester in beginsel een dergelijke maatregel oplegt. Dat verweerder van die ruimte geen gebruik heeft gemaakt jegens verzoekster is een keuze waarvoor verweerder een afweging dient te maken. De voorzieningenrechter kan deze afweging slechts marginaal beoordelen. Hij kan deze keuze niet voor rechtens onjuist houden. Resumerend oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat verweerder zich terecht bevoegd heeft geacht tot toepassing van bestuursdwang ex artikel 13b, e lid, van de Opiumwet en dat hij in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Het bestreden besluit kan naar alle waarschijnlijkheid in bezwaar gehandhaafd worden zodat het verzoek om voorlopige voorziening voor afwijzing in aanmerking komt. 4. Beslissing De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo, Recht doende: - wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open